Ondernemingsraad knel in casino

De Haagse rechtbank deed vorig jaar mei een interessante uitspraak over het instemmingsrecht van de ondernemingsraad (OR) waar het gaat om de keuze van de werkgever voor een nieuwe pensioenuitvoerder. De uitspraak is niet juridisch schokkend maar is voor elk OR-lid wel een wake up call.

 

Uw werkgever heeft de wettelijke plicht uw pensioen onder te brengen bij een professionele pensioenuitvoerder, zoals een pensioen-/levensverzekeraar. Daartoe sluit uw werkgever met die pensioenuitvoerder een zgh. uitvoeringsovereenkomst. Vaak wordt zo'n uitvoeringsovereenkomst voor vijf jaar gesloten. Na ommekomst van die vijf jaar kan het contract verlengd worden of uw werkgever heeft een nieuwe pensioenuitvoerder op het oog. Zo'n wisseling van pensioenuitvoerder moet altijd goed bekeken worden. De ene verzekeringsmaatschappij is immers de andere niet. De tarieven kunnen verschillen, de producten kunnen onderling afwijkend zijn, de kosten die de verzekeraar in rekening brengt kunnen verschillen enzovoort. En dan hebben we het nog alleen maar over een wisseling van pensioenuitvoerder zonder dat er inhoudelijke veranderingen in het toegezegde pensioen aan de orde zijn. Uw werkgever doet er goed aan dan een uitgebreid communicatietraject op te zetten.

 

De OR heeft sinds 1 oktober 2016 een instemmingsrecht als de werkgever van pensioenuitvoerder wil wisselen (artikel 27 lid 7 WOR). In dit geval ging het om de OR van werkgever Holland Casino in Den Haag. De OR kon niet hard maken dat de werkgever een inhoudelijke verandering van de pensioenregeling beoogd had en de werkgever meldde dat het hem alleen om de kostenvoordelen ging. Op 1 oktober 2016 was de overgang naar de nieuwe pensioenuitvoerder nog niet rond. De werkgever kon wel aantonen dat het besluit om de nieuwe pensioenuitvoerder in de arm te nemen reeds vóór 1 oktober 2016 door hem was genomen. Dat ná 1 oktober 2016 de inhoud van de nieuwe uitvoeringsovereenkomst nog niet uit-onderhandeld was, en dat de ondertekening van de nieuwe uitvoeringsovereenkomst pas in maart 2017 plaats vond (de 'uitvoering' van het werkgeversbesluit), kon er niet aan afdoen dat de OR geen wettelijk instemmingsrecht had.

 

De essentie is dus dat als de werkgever vóór 1 oktober 2016 het besluit genomen heeft van pensioenuitvoerder te veranderen - ongeacht wat er verder nog nodig is om een definitieve, nieuwe uitvoeringsovereenkomst op te stellen - de OR er naast zit waar het gaat om zijn instemmingsrecht.