Geen medische keuring bij pensioen, echter...

Als u een levensverzekering wilt afsluiten zal de verzekeraar graag van u willen weten hoe het met uw gezondheid gesteld is. Denk dan vooral aan een overlijdensrisicodekking. Na uw onverhoopt overlijden volgt een uitkering aan de begunstigde (meestal de partner of in geval van verpanding de hypotheekbank). Het is voor de levensverzekeraar dus van belang te kunnen zeggen wat uw levensverwachting is. U levert daartoe gezondheidswaarborgen. U vult medische vragenlijsten in over uw ziekteverleden, medicijngebruik, specialistenbezoek enzovoort. De verzekeraar bepaalt daarna de premie op basis van geslacht, leeftijd en medische informatie (al of niet na een keuring). Overigens, een verzekeraar heeft geen acceptatieplicht. Als de verzekeraar u een te zwaar risico vindt, heeft hij het recht uw aanvraag af te wijzen.

 

Bij pensioen is dat geheel anders. Op grond van de Wet Medische Keuringen mag voor pensioen niet medisch gekeurd worden. Voor een dergelijke essentiële oudedagvoorziening niet meer dan terecht. Als uw werkgever u bij de pensioenverzekeraar als werknemer/deelnemer aangemeld heeft, zit u in de regeling en in de dekking. Met name in geval van (aanvullende) overlijdensdekkingen.  Echter, misbruik lag natuurlijk op de loer, bijvoorbeeld als iemand met een korte levensverwachting wegens een ernstige ziekte even gauw in het kader van zijn pensioenregeling een aanvullende overlijdensdekking aanvraagt. Een dekking die hij buiten pensioenverband nooit zou kunnen krijgen. De verzekeringsbranche heeft daar met het zgh. Van Leeuwen Convenant iets op gevonden. En dan hebben we het over een Carenz-clausule in de polis. Die clausule behelst dan de bepaling dat geen uitkering bij overlijden plaatsvindt indien de verzekerde overlijdt binnen één jaar na het tot stand komen van de overlijdensdekking. Dat is pas anders als dat overlijden binnen een jaar niet te verwachten was, dan dus wel uitkering van het verzekerde bedrag. Het is aan uw nabestaanden om onder die omstandigheden bij de verzekeraar ter sprake te brengen dat het overlijden niet binnen een jaar te verwachten was.

 

Over een overlijden onder deze clausule boog het hof Arnhem-Leeuwarden zich. Zijn arrest is van 4 december 2018 en is voor de juridisch geïnteresseerde lezer te vinden op ECLI:NL:GHARL:2018:10561. Een zeer leesbare uitspraak waar je veel van kunt opsteken. Er was sprake van een overlijden binnen één jaar na aanvang van de overlijdensdekking. Op basis van de hierboven genoemde Carenz-clausule waren dekking en uitkering in principe uitgesloten. Op de clausule was ook de hierboven behandelde uitzondering van toepassing: er bestaat wél dekking indien het niet te verwachten was dat de verzekerde binnen een jaar zou overlijden. Deze uitzondering maakte dus deel uit van de clausule. 

 

De verzekeraar deed een beroep op de clausule want hij wilde niet uitkeren. Immers, het overlijden was binnen een jaar. De weduwe betwistte dat standpunt natuurlijk en betoogde dat het overlijden redelijkerwijs niet binnen een jaar te verwachten was. 

 

Belangrijk is dat op de verzekeraar vervolgens de bewijslast rustte  aan te tonen dat het overlijden wél binnen een jaar te verwachten was. De verzekeraar ontleent dat bewijs dan aan de bevindingen van de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens, maar daarover een volgende keer. Ondertussen: blijf scherp op de polisvoorwaarden van pensioenproducten waar het gaat om uitsluiting van de uitkering bij overlijden.